HZG 174 De rijkdom van Peru – deel 2
Spinnen en weven in de Peruaanse Andes
tekst en foto’s Lisette Verkerk
In Peru worden de technieken om de ruwe wol te verwerken tot fijn geweven en gebreide producten van generatie op generatie doorgegeven. Niets staat op schrift. Men leert door goed te kijken en te doen. De meisjes beginnen al op jonge leeftijd met spinnen en weven en kijken bij hun moeder en de anderen vrouwen in de dorpsgemeenschap de kunst af. Het spinnen is een belangrijke fase in het textielproces, omdat de kwaliteit van het geweven product afhangt van de fijnheid, regelmatigheid en de sterkte van de gesponnen draad.
De meisjes leren vanaf een jaar of vier al spelenderwijs te spinnen met een pluk grove alpacawol vaak tijdens het weiden van de dieren. De wol wordt gesponnen met een spintol, in het Quechua, de oude indianen taal, ‘phushka’ genoemd. Spinnen met een spintol is erg tijdrovend. Vandaar dat de vrouwen al spinnend de dieren weiden, naar de markt lopen of een dorpsvergadering bijwonen. De spintol danst daarbij vrij in de lucht.
Stokje met houten schijf
De spintol is een voorloper van het spinnenwiel en bestaat uit een stokje waaraan een ronde houten schijf is bevestigd. De grote van de tol is afhankelijk van de gewenste dikte draad. De kleinste en lichtste spintollen worden gebruikt voor het spinnen van een fijne draad en de zwaardere spintollen voor het spinnen van een grove draad. Daarbij hangt de tol met de schijf naar beneden. Voor het spinnen worden plantenresten en vuil met de hand uit de wol verwijderd. Tegelijkertijd wordt de wol met aandacht uit elkaar getrokken tot een lont. De lontwol is tijdens het spinnen licht om de onderarm gewikkeld.
Tijdens het spinnen wordt de met de hand gekaarde wol voorzichtig uitgetrokken tot een lange draad die uiteindelijk door de draaiende beweging van de tol tot een sterke draad gesponnen wordt. Om controle over de draad te houden, is het verstandig om in het begin de afstand van tol tot hand klein, ongeveer op 20 cm. te houden. De ervaren spinsters houden echter een langere afstand aan. De gesponnen draad wordt stevig op de tol gewonden en bovenaan met een knoopje vast gezet. Vroeger sponnen en weefden de vrouwen de wol van de eigen dieren. Tegenwoordig kopen echter steeds meer vrouwen de wol kant en klaar, gesponnen en geverfd in Cusco. Alleen hoog in de bergen, in de dorpen die afgelegen liggen, spinnen de vrouwen nog zelf.
Het twijnen of ‘k’antiy’
Voor het twijnen wordt er eerst een bol gewonden van twee enkelvoudige draden. Dit is een echt teamwerkje. Twee spintollen elk met een enkelvoudige draad worden aan de punt vatgehouden door een persoon en iemand anders windt de draad op tot een bol. Zo is het mogelijk om al lopend, pratend en luisterend de draad van de bol af te twijnen. Hiervoor gebruikt men een zwaardere spintol dan voor het spinnen. De draad wordt getwijnd door de spintol in tegengestelde richting van de gesponnen draad te draaien. Voor het weven met een heupweefgetouw is het belangrijk dat de draad sterk is dus goed getwijnd. Deze draad is het basismateriaal voor het weven.
Heupweefgetouw
In Peru leren de meisjes op de leeftijd van zes tot tien jaar te weven door elke stap in het proces goed te bestuderen terwijl de vrouwen bezig zijn. Het eerste weefsel is een eenvoudige band zonder motief waarbij de meisjes het weefproces leren te beheersen zoals het op spanning brengen van de kettingdraden en de hevels, gebroken draden te herstellen, recht weven van de rand en om fouten te corrigeren. De vrouwen in het Andesgebergte in de regio Cusco weven de traditionele kleding voor hun eigen familie op een eenvoudig heupweefgetouw.
Kettingdraden opzetten
Er zijn grofweg twee manieren om de kettingdraden, dit zijn de verticale draden van een weefsel, voor het heupweefgetouw op te zetten. Bij de eerste slaat men met een steen twee stevige stokken op de gewenste afstand in de grond. Hier bovenop wordt een derde stok vastgebonden met een touw. Zo ontstaat er een min of meer stabiel frame. Bij de tweede, een minder gebruikelijk, horizontaal systeem, worden vier kortere stokken op de gewenste afstand in de grond worden geslagen. Tegen de beiden uiteinden aan worden twee stokken vastgebonden met een touw. Hierop worden uiteindelijk de kettingdraden opgezet die in een achtfiguur om de twee stokken gewikkeld worden.
Het opzetten is een fascinerend spel van bewegende handen en bolletjes wol. Het volgende filmpje op YouTube laat dit proces mooi zien.
De weefster bepaalt de basis van het weefwerk zoals de afmeting, de kleur combinaties en het gedeelte waar de patronen in geweven worden. Afhankelijk van het patroon worden hierin twee tot vier draden in verschillende kleuren opgezet.
Inslagdraad
Voordat de kettingdraden van de stokken genomen worden, wordt er voor en na de kruising in het achtfiguur een ruime lus geplaatst waardoor de draden niet in de war raken. De kettingdraden worden opgespannen op twee latten, naar de gewenste breedte van het weefsel over de lat verspreid en vastgezet met een draad. Daarna wordt de hevel gemaakt die de weefster helpt om de kettingdraden naar boven of naar beneden te bewegen. Voor de hevel komt een platte lat en erna een ronde stok, het liefst van licht materiaal bijvoorbeeld bamboe. Zo ontstaat er ruimte voor het inleggen van de inslagdraad, de horizontale weefdraad. Om het weefsel af te werken worden de tot dan gebruikte lat en stok op het laatste moment vervangen door dunnere exemplaren. Daarna, als er bijna geen ruimte meer is, worden deze verwijderd en wordt het weefsel draad voor draad met een lange naald volgens het patroon afgemaakt. Tijdens het weven zit de weefster op de grond. Het bot van het onderbeen van de lama dient als weefinstrument. Het uiteinde wordt in een scherpe punt geslepen en wordt gebruikt om de draden op te pakken maar ook om de inslagdraad stevig tegen de vorige inslagdraden te slaan.
Spanning regelen
Bij het heupweefgetouw heeft de weefster een band om de heup waardoor de kettingdraden strak getrokken worden. Ze regelt de spanning ervan door afwisselend voor- en achteruit te bewegen met haar bovenlijf. Het andere uiteinde van het heupweefgetouw wordt met een touw vastgezet aan een paal of boom of aan twee in de grond geslagen palen. Er kunnen relatief smalle banen op geweven worden, zo’n zestig tot uiterlijk tachtig centimeter breed. Voor een omslagdoek of poncho worden twee geweven banen met een sierlijke steek aan elkaar vastgezet. Er zijn verschillende sier steken zoals een driehoek, zon of zigzag.
Bedreiging naast bewustwording
De door de hooglandindianen geweven traditionele kleding is een uitdrukking van de Andescultuur. Het weefwerk vertelt echter niet alleen over de cultuur, natuur en de eeuwenoude tradities, maar ook over de weefster zelf. Naast de min of meer door de traditie bepaalde kleuren en motieven, weerspiegelt het weefwerk ook de persoonlijke smaak van de weefster. De hooglandindianen beoordelen tot op heden de kwaliteiten van een vrouw aan de hand van haar vaardigheden op weefgebied. Het voortbestaan van de weeftraditie wordt helaas bedreigd door de maatschappelijke ontwikkelingen. Steeds vaker draagt men een mix van moderne, westerse kleding en traditionele klederdracht. Maar gelukkig groeit daarnaast het bewustzijn dat de traditionele kleding een belangrijk onderdeel is van de identiteit en de cultuur.
Daarover meer in het volgende nummer van HZG!
Categorie: Blogs - geschreven door Lisette op 4 februari 2013 om 22:10