Lisette Verkerk in Peru

HZG 178 De rijkdom van Peru – deel 5

De jaarlijkse landbouwkalender in de chullomuts van Chinchero

Chinchero, 3.762 m. is een traditioneel dorp gelegen aan de doorgaande weg van Cusco naar Urubamba in de Heilige Vallei. Tijdens de prachtige rit over de hoogvlakte van Anta, heb je uitzicht op de besneeuwde bergtoppen van Salkantay 6.271 m en Veronica 5.570 m maar ook op de landbouwgronden met aardappels, graan, quinoa en tuinbonen.

landschap Chinchero  het meer Piuray 1

Het dorp heeft een rijke textiel traditie. Zoals in vrijwel alle bergdorpen dragen vooral de vrouwen de traditionele klederdracht. Op het hoofd dragen ze een typische hoed waarvan de basis gemaakt is van een stevig berggras. De montera heeft de vorm van een grote platte schotel. Het haar dagen ze in veel vlechten, soms wel honderden. In de geweven omslagdoek is een patroon verwerkt waarin de twee meren van Chinchero: Huaypo en Piuray te herkennen zijn. Heel kenmerkend voor deze regio is de witte blouse met een helder blauw geborduurd graan motief. Deze dragen ze onder het rood gekleurde jasje welke versierd is met gekleurd band en witte knoopjes.

Opvallend aan de klederdracht van de mannen is de gebreide chullomuts, de muts met oorkleppen waarin de jaarlijkse landbouw kalender verwerkt is.

breien van chullomuts  binnenkant chullomuts

De muts wordt gebreid op vijf breipennen, in het rond. De hoofdkleur is rood en voor de figuren worden de kleuren geel, groen, wit, blauw en oranje gebruikt. De figuren zijn onder te verdelen in twee groepen: de dieren zoals de Wallata – de Andes gans, urpi – de duif, qente – de kolibrie en atuy – de vos. De tweede groep bestaat uit dezelfde figuren als van het geweven textiel zoals de medicinale plant – Loraypu, het landbouwwerktuig – kuty en de zigzag – q’uenko

Opvallend zijn de vier rondgebreide staartjes aan het uiteinde. Deze verbeelden de vier dorpsgemeenschappen die samen Chinchero vormen; Qollana Ayllu – Ayllopongo, Chumchu Ayllu – Cuper, Angel Ayllu – Yanacona en Qorqonka Ayllu – Umasbamba.

In het verleden waren er regelmatig conflicten tussen de dorpsgemeenschappen. Daarbij functioneerde de muts als handig wapen dat de mannen altijd bij de hand hadden. Het uiteinde van de muts, de staart werd verzwaard met stenen en door de oorkleppen bij elkaar te pakken kon je een flinke klap uitdelen.

Tegenwoordig bewaren de mannen hun geld in de staart en funcioneert deze dus als portemonnee.

De twaalf figuren die in de muts verwerkt zijn, staan elk symbool voor een maand in de jaarlijkse landbouw kalender. Op het hoofd gedeelte worden zes figuren afgebeeld en op de staart nog eens zes. Vanaf de zevende maand, de maand juli worden de figuren ‘op zijn kop’ gebreid maar door het terug vallen van de staart komen deze juist weer goed te staan. De figuren verhalen over de geschiedenis, tradities en flora en fauna in de regio Chinchero.

januari - april

Januari | ‘kuty’ – landbouwwerktuig

Januari is een maand waarin veel regen valt. De akkers zijn groen gekleurd van de gewassen die opkomen en de eerste zonnestralen breken door. Daarom zijn de gebruikte kleuren, groen en geel. Het symbool voor deze maand is een landbouwwerktuig dat gebruikt wordt om het land te bewerken, de ‘kuty’.

Februari | ‘Loraypu’ – medicinale plant

De complete figuur van de maand februari symboliseert de medicinale plant Loraypu. Het kruis staat voor de vier dorpsgemeenschappen die samen Chinchero vormen. De twee ogen, onder en boven het midden verbeelden de twee meren van Chinchero; Huaypo en Piuray. Het ruitfiguur tussen de kruizen, de ogen van het vee.

Maart | ‘atuy’ – vos

In maart worden er veel jonge dieren geboren. Deze maand verlaten de vossenjongen, op jacht naar jonge lammetjes, voor het eerst de grot waarin ze geboren zijn. Daarom is de vos het symbool van de maand maart.

April | ‘Wallata’ en ‘urpi’- Andes gans en duif

De duif is het symbool voor liefde. De Wallata, de Andes gans voor trouw. Een paartje Andes ganzen blijft een leven lang bij elkaar. Ze staan symbool voor de maand april waarin veel huwelijken gesloten worden. Deze maand worden de gewassen geoogst en verkocht waardoor er geld is voor het huwelijksfeest.

mei - augustus

Mei | ‘panta kuty’ – landbouwwerktuig met een fout

Het figuur in deze maand is gelijk aan het figuur in de maand januari alleen wat misvormd. Panta betekent in het Quechua dan ook fout, vergissing. Vandaar dat het landbouwwerktuig deze maand mismaakt is van vorm.
De Andes bewoner is van nature nogal jaloers. Als het zijn medemens duidelijk beter gaat dan hem zelf, in dit geval gaat het om een betere oogst of het hebben van een groot aantal jonge sterke dieren, kan dat een rede zijn om zich tot de goden te wenden en hen te vragen iets minder goedgunstig te zijn voor deze persoon. Mei is dan ook de maand van de hekserij die nog altijd volop leeft in het Andesgebergte.

Juni | ‘qente’ – de kolibrie

De maand juni is de maand van de kolibrie die volop af komt op de prachtige bloemen van de Llauly struik die deze maand bloeit.

Juli | ‘q’uenko’ – de zigzag

De zigzag symboliseert het levenspad. Het pad dat de hooglandindianen bewandelen op weg naar verderop gelegen dorpen om hun producten te ruilen voor andere producten.

Augustus | de condor

In de maand augustus laat de condor zich in de bergen rondom Chinchero zien. Deze maand is het extreem droog, de akkers zijn dor en er is vrijwel geen eten voor de dieren. Deze verzwakken snel en zeker de jonge dieren zijn een makkelijke prooi voor de condor.

september - december

September | ‘Kantu’ – de nationale bloem van Peru

De kantu is onder de oudere bevolking van Peru ook wel bekend als de bloem van de Inca’s. Deze maand wordt het graan gedorst. Ezels en paarden lopen daarbij over het graan dat op een harde ondergrond is uitgespreid. Tijdens dit proces worden de korrels uit de aren verwijderd en blijven de graankorrels met het kaf, na het verwijderen van het stro, over. De takken van de Kantu struik dienen als bezem om de grond schoon te vegen.

Oktober | ‘Ll’utu’ – de patrijs

Deze maand is er te kort aan voedsel voor mens en dier. De hooglandindianen jagen op patrijzen die op zoek naar eten een makkelijke prooi zijn.

November | ‘panta Loraypu’ – medicinale plant met een fout

Het figuur deze maand is gelijk aan het figuur van de maand februari, de medicinale plant Loraypu alleen misvormt net als het misvormde landbouwwerktuig in de maand mei. De panta Loraypu staat voor de twee seizoenen in het hooggebergte; het regen- en droge seizoen.

December | ‘Pilco’ – een vogel

Deze vogel is afgebeeld op het rijk versierd protaal van de koloniale kerk uit de 16e eeuw van Chinchero.

De hooglandindianen vereren het land waarop ze leven en de berggoden waarmee ze omringd worden. Ze hebben enorme kennis van de planten, de weersomstandigheden en andere factoren die direct invloed hebben op hun leven. Dit is niet alleen hun geloofsovertuiging maar bovenal een praktische manier van leven. Daarom is het misschien niet zo verwonderlijk dat al deze elementen terug te vinden zijn in het handgemaakte textiel, de traditionele klederdracht van de hooglandindianen. Weet je het textiel eenmaal te lezen dan gaat er een wereld voor je open!

Bekijk het artikel en de foto’s

Categorie: Blogs - geschreven door Lisette op 22 augustus 2013 om 00:32

HZG 177 De rijkdom van Peru – deel 4

Khanka of bolletjesmutsje
Niet moeilijk, wel tijdrovend

Een traditioneel mutsje voor de meisjes is de ‘khanka’. In het Quechua, de oude indianen taal betekent dit zo iets als ruw, onregelmatig verwijzend naar het enigszins ruwe, onregelmatige oppervlak van de kleine gekleurde bolletjes waarmee het mutsje is versierd. Een van de oude gebruiken in de regio Lares is dat de grootmoeder, Mama Grande, voor haar kleindochter dit traditionele mutsje breit.

De khanka is een traditioneel meisjesmutsje uit het Andesgebergte dat met tientallen kleine gekleurde bolletjes is versierd. Een van de oude gebruiken in de regio Lares is dat de grootmoeder, Mama Grande, voor haar kleindochter dit traditionele mutsje breit. In het Quechua, de oude indianentaal, betekent dit zo iets als ruw, onregelmatig,verwijzend naar het enigszins ruwe, onregelmatige oppervlak van de bolletjes.
In deze regio wordt vanuit het verleden geweven en gebreid met alpacawol. Het wolproces bestaande uit het verzorgen van de dieren, het knippen van de wol, het spinnen met een spintol, het verven met cochenilleluizen en -planten en het weven op een heupgetouw is echter erg arbeidsintensief. Daarom kopen steeds meer vrouwen kant- en-klare garens in Cusco, sneller te verwerken en bovendien in bijna elke kleur en wolsoort verkrijgbaar.
Vroeger was de khanka donker van kleur. Niet alleen het mutsje, maar ook de bolletjes werden gebreid van een donkere alpaca- of schapenwol, zwart of heel donkerbruin. Door de beschikbare kant- en klare garens is de khanka tegenwoordig heel kleurrijk.

Werkwijze van de bolletjes
De wol wordt getwist met een spintol. Dit wordt in Peru veel toegepast bij weefsels en breisels die gelijkmatig, dicht en vast moeten worden. In de ogen van de hooglandindianen getuigt vast handwerk van groot vakmanschap. Daarnaast is het functioneel: wind- en tot op zeker hoogte waterdicht, oersterk en slijtvast. De manier van breien is anders dan we in Nederland kennen. Je breit in het rond, op vijf pennen die aan één kant een haakje hebben, net als een haaknaald. Het breiwerk houd je voor je, de werkdraad loopt om de hals en is op die manier gespannen. Met de duim wordt de draadspanning geregeld.

Bij de kankha’s van de bergdorpen in de regio Lares worden de bolletjes direct meegebreid. Voor een mooi resultaat kies je een basiskleur voor de muts en brei je een aantal toeren in de tricotsteek. Op het gewenste moment voeg je een bolletje in en breit deze vast met een steek. Bij elke nieuw toer van kleur bolletjesdraad wisselen. Het breien gebeurt aan de averechte kant van het werk: je steekt de rechternaald door de steek op de linkernaald en pakt de gespannen draad op met het haakje van de rechterbreinaald en trekt deze door de steek. Door de naald aan de voorkant in de lus op de linkernaald in te steken ontstaat er een ribbelsteek; door de naald aan de achterkant in de lus op de linkernaald in te steken een tricotsteek.
Lisette: brei je alle gewone steken met de naalden met de haakjes, glijdt dat haakje door de steek? Ja, alle gewone steken brei je met de naalden met haakjes en het haakje glijdt door de steek. Het haakje gebruik je om de draad op te pakken en door de lus te trekken. Omdat de hooglandindianen heel vast breien is het haakje heel nuttig.

Losse bolletjesdraden
In principe worden de bolletjes gebreid met van te vmoren gemaakte losse bolletjesdraden. Vrouwen en kinderen haken in verloren uurtjes met hun vingers de bolletjes in uiteenlopende kleuren. Dat gaat als volgt:

1. Maak een opzetlus door de draad om de linkerwijsvinger te slaan.
2. Pak met duim en wijsvinger de werkdraad op door de opzetlus.
3. Trek de lus door en daarna goed aan. Er is nu een steek gehaakt. Pak een nieuwe lus op.
4. Haak drie tot vijf steken, steeds de lus lang doortrekken en de onderliggende steek aantrekken.
5. Vouw het aantal gehaakte steken dubbel en breng de lus tot over de steken, onder de opzetsteek langs en trek stevig aan zodat de lus van gehaakte steken zich sluit en een mooi bolletje vormt. Meestal ligt het goede aantal steken voor een bolletje tussen de drie en vijf. Meerdere steken maken vaak een lus.
6. Punt 1 tot en met 5 herhalen. Tussen de bolletjes een ruimte van ongeveer een centimeter vrijlaten.

Het haken van de bolletjesdraad is niet moeilijk, maar de kunst om de afstand tussen de bolletjes niet te groot te maken vergt enige oefening. Overigens kunnen deze ook met een haaknaald gehaakt worden. Dat is niet de oorspronkelijke manier van werken, maar wel veel eenvoudiger om de afstand ertussen klein te houden.
Voor het maken van een motief, bijvoorbeeld een bloem, is het eenvoudiger om de bolletjes later met een haaknaald te maken. Daarbij de goede kant van het breiwerk naar boven houden en de bolletjesdraad aan de achterkant. Haaknaald in het breiwerk steken, een bolletje oppikken en doortrekken.

Categorie: Blogs - geschreven door Lisette op 1 juni 2013 om 22:56

HZG 177 De rijkdom van Peru – deel 4

Kindermutsjes in het Andesgebergte

Opvallend aan de traditionele klederdracht van de mannen in het hooggebergte van Cusco is de vaak vrolijk gekleurde chullomuts, de muts met oorkleppen. Gebreide mutsen zijn er in vele modellen, maten en soorten. Sommige zijn versierd met witte knoopjes, witte glaskraaltjes of met grote pomponnen zoals in de regio Ausangate. Maar één ding hebben de mutsen gemeen: ze beschermen de hooglandindianen tegen de ijzige kou in het Andesgebergte.

Het leven op vierduizend meter hoogte in het Andesgebergte in Peru is hard. Mist en kou teisteren de indianen die er wonen. Rood verbrande, schrale kinderwangen getuigen van het extreme verschil in temperatuur van dag en nacht. Peru ligt op het zuidelijk halfrond en dus begint de Peruaanse zomer als in Nederland de winter begint. Hoog in de Andes is het eigenlijk altijd koud. Het droge seizoen loopt van mei tot en met september en kent warme, droge dagen en koude nachten. Van oktober tot en met april is het de regentijd. De temperatuurverschillen die in de loop van één dag op kunnen treden zijn enorm. In dit extreme klimaat is het uiterst belangrijk om het hoofd goed te beschermen, overdag tegen de felle zon en eind van de middag en in de avond tegen de kou. Vandaar dat er een grote variëteit aan mutsen en hoeden bestaat zowel voor volwassenen als voor kinderen. In dit artikel bespreken we de uitbundig versierde mutsen voor pasgeboren baby’tjes en kinderen uit de bergdorpen ten noorden van de stad Cusco.

Gemeenschapsleven
In de bergdorpen hoog in de Andes staat het gemeenschapsleven, met als basis de sterke familiebanden, hoog aangeschreven. In de Peruaanse cultuur is de verwachting dat men samen werkt en zich sociaal gedraagt groot. Jongeren zijn genoodzaakt vaak tot latere leeftijd bij hun ouders te wonen, al dan niet met hun gezin. Ook de grootouders wonen vaak bij een van hun kinderen in huis. Het verzorgen van de ouders wordt dan ook als een belangrijke taak van de kinderen gezien.
De hooglandfamilies hebben doorgaans veel kinderen die van jongs af aan meehelpen met kleine dagelijkse klusjes in en om het huis; ze verzamelen gedroogde lamapoep om op te koken, halen water voor moeder, schillen de aardappels of weiden de dieren.
In de eerste levensperiode ontvangen de baby’tjes alle mogelijke moederliefde. Stevig ingepakt in dekentjes draagt moeder haar kindje op de rug. Zodra het huilt wordt het aangelegd aan de borst. Doorgaans wordt borstvoeding gegeven tot een jaar of twee of totdat er een nieuw baby’tje is. Dan is plotsklap de intense moederliefde voorbij en moet het kind voor zichzelf zorgen en leren overleven in het harde bestaan hoog in de bergen.

Gebreide en gehaakte mutsjes
Om het kwetsbare babyhoofdje te beschermen dragen de pasgeboren baby’s een eenvoudig gebreid zwart mutsje met kleine oorkleppen dat met een bandje of koordje onder de kin vastgemaakt kan worden.om vast te maken. Het mutsje is gitzwart, net het dikke haar van de Peruanen, het absorbeert zonlicht en houdt warmte vast.

jonge moeder met baby jongetje met paco  baby jongetje met paco  baby meisje met paco en oma  baby meisje met paco

Daarna gaan zowel de jongetjes als de meisjes een paco dragen, een rijk versierd gehaakt mutsje. Het wordt vanuit de kruin in het rondgehaakt. De basis is rood-oranje van kleur. Een flap, gehaakt in lange lussen, beschermt de nek tegen kou en felle zon. Maar het meest opvallend is de uitbundige versiering op de voorrand van het mutsje: twee of drie geschulpte randjes, met daar bovenop in banen naast elkaar, een rol in verschillende felle kleuren. Deze wordt opgezet op een spintol en er daarna in zijn geheel van afgehaald en met grote steken op het mutsje vastgezet. Door een aantal draden los te knippen gaan ze vrolijk springen. Vervolgens wordt het geheel uitbundig versierd met pomponnetjes of met meerdere gekleurde rollen.

baby jongetje met gorra  jong paar met baby  jonge moeder met baby met gorra

Als de baby’s een paar maanden oud zijn komt hun hoofdje overdag af en toe voorzichtig uit de draagdoek en dragen ze een gorra, ook weer een zelfgemaakt mutsje. Deze wordt van de katoenen stof van oude onderrokkenrokken gemaakt. In de nek wordt een lange witte lap bevestigd tegen de kou. De voorrand is rijk versierd met geschulpte randen in allerlei kleuren. Deze liggen als bloemblaadjes om het hoofdje en beschermen zo het gezichtje tegen de felle zon. Traditioneel worden de mutsjes apart gedragen, afgestemd op de leeftijd en ontwikkeling van het kindje. Tegenwoordig worden de diverse mutsjes echter volop met elkaar gecombineerd.

Mode in de kindermutsjes
De gatito is een gebreid mutsje met twee pomponnen of oortjes bovenop. Eerder zag je dit type alleen in de dorpen in de vallei, maar tegenwoordig zijn ze ook steeds vaker te zien in de bergdorpen hoog in de Andes. De vrouwen zijn creatief en combineren vaak verschillende brei- en haaktechnieken. Soms versieren ze de voorrand van een mutsje met zowel de typisch geschulpte randjes van de paco als de pomponnetjes van de gatito.
Meisjes in het bergdorp Huacahuasi gaan met een jaar of vijf een montera of lapha dragen. Het geweven bandje dat de hoed op het hoofd houdt, wordt doorgaans versierd met witte glaskraaltjes. De jongens gaan na de paco een chullomuts dragen met ingebreide patronen van dieren, bloemen, sterren, historische en geometrische figuren, geïnspireerd op de natuurlijke leefomgeving. Hier overheen dragen ze een pet of zonnehoedje.
De draagdoeken zijn tegenwoordig vaak industrieel gemaakt en zijn dunner en soepeler dan de doorgaans wat stijve handgeweven omslagdoeken. Voordeel is dat de doek steviger vastgeknoopt kan worden en het kindje dus veiliger gedragen wordt.

Bekijk het artikel en de foto’s

Categorie: Blogs - geschreven door Lisette op om 22:55

HZG 176 De rijkdom van Peru – deel 3

Traditionele klederdracht in het Andesgebergte, in de regio Lares

Tekst en foto’s Lisette Verkerk

De textieltradities in het Peruaanse Andesgebergte zijn eeuwenoud. De handgeweven kleding is een uitdrukking van de cultuur, geschiedenis en de persoonlijkheid van de weefster. Buiten de symboliek die van generatie op generatie wordt doorgegeven, laten de weefsters zich inspireren door het dagelijks leven en de directe leefomgeving: het landschap, de flora en fauna maar ook door de cultuur.

De traditionele klederdracht verschilt in symboliek, afmeting en kleurgebruik per regio, zelfs per bergdorp. Vroeger was het verboden om de symboliek uit een andere regio te kopiëren. De hooglandindianen kleedden zich uitsluitend met de dieren, vogels en planten die kernmerkend waren voor hun directe leefomgeving. Tegenwoordig worden de diverse kleding stijlen volop gekopieerd en gecombineerd en is de traditionele klederdracht zelfs mode gevoelig.

In de loop der tijd is er onder de bevolking veel kennis verloren gegaan over de tradities en de traditionele klederdracht. Gelukkig hebben de oudere bewoners deze kennis vaak nog wel. Steeds vaker is men zich er van bewust dat de traditionele kleding een belangrijk onderdeel is van de identiteit en de cultuur en wordt deze bestudeerd en onderwezen aan de hooglandindianen.

 

lytebox  kinderen in Patacancha  oudere vrouw in traditionele kleding

Bergdorpen in de regio Lares

De hier getoonde foto’s zijn grotendeels genomen in de regio Lares, ten noorden van de stad Cusco. De bergdorpen in deze regio hebben prachtige Quechua namen zoals Patacancha, Huacahuasi, Quishuarani en Lares.

De traditionele klederdracht in deze regio is erg kleurrijk, met veel rood en oranje. Dit stamt uit de tijd dat de Spanjaarden het land veroverde en grootgrondbezitters van Spaanse afkomst bezit namen van de dorpen en het land. In deze regio hebben de oorspronkelijke bewoners toentertijd fel gevochten voor hun vrijheid. Het rood en oranje staat symbool voor het bloed dat tijdens de gevechten rijkelijk heeft gevloeid.

Vooral de vrouwen in deze regio gaan traditioneel gekleed en dragen schitterend geweven omslagdoeken die rijk versierd zijn met dierfiguren zoals de condor, kolibrie, alpaca, lama en het paard. Daarnaast zijn er bloemachtige figuren te herkennen, deze verbeelden niet alleen de bloemen maar ook de sterren of de akkers waarbij ieder bloemblad staat voor een van de gewassen die verbouwd worden of de afdruk van een poema of lama poot, en geometrische figuren zoals zigzag figuren die de slang of de rivieren verbeelden of een ruit vorm die de bergmeren of het oog van de dieren voorstelt.

Een ding hebben al deze figuren gemeen: Ze roepen voor de hooglandindiaan het beeld op van de hoge bergen, de valleien, de uitgestrekte hoogvlakte, de rivieren, de bergmeren, de akkers of de drassige weidevelden met de kudden lama’s en alpaca’s, kortom de natuurlijke leefomgeving van de hooglandindianen.

cholita  jong paar in traditionele kleding in Patacancha  poncho Huacahuasi  marktdag in Lares

Weefvaardigheden

De hooglandindianen beoordelen tot op heden de kwaliteiten van een vrouw aan de hand van haar weefvaardigheden. Naast het huishouden dat voornamelijk bestaat uit koken, is het vervaardigen van de traditionele kleding een van de belangrijkste taken van een vrouw. Aan het maken van de kleding wordt dan ook met veel liefde en geduld gewerkt.

Elk jaar maakt de vrouw voor ieder lid van haar gezin een nieuwe set kleding. Voor haar man en zonen weeft ze een poncho en voor zichzelf en haar dochters een omslagdoek en rokband. Het weefwerk uit deze regio is zo complex dat het vele jaren kost om de verfijnde en gedetailleerde patronen in de vingers te krijgen.

De felgekleurde traditionele kleding van de hooglandindianen steekt sterk af tegen het kale berglandschap. Vooral jongeren die nog geen partner en/of gezin hebben gaan kleurrijk en uitbundig gekleed. De ouderen dragen veel soberder kleuren.

De vrouwen dragen een rok, ‘pollera’, gemaakt van ‘bayeta’, een handgeweven stof van schapenwol. Deze wordt versierd met een geweven rokband, ‘golon’, in vrolijke kleuren. De geometrische patronen zijn geïnspireerd op de landbouw terrassen in het hooggebergte.

In de regio Lares is de band breed, soms zo breed dat er maar weinig meer zichtbaar is van de zwarte bayeta, de kleuren rood en oranje overheersen. In de regio Pisac is de band veel smaller en heel divers van kleur, de zwarte bayeta is rijk versierd met geborduurde patronen. In de regio Ausangate en Chinchero is de band smal en rustig van kleur.

Veel onderrokken

Hoog in het Andesgebergte dragen de vrouwen meerdere onderrokken, soms wel 7 om zich te beschermen tegen de kou. Deze zijn van katoen met een kanten rand maar er zijn ook gebreide onderrokken te koop op de lokale markt. Daaroverheen worden minstens twee polleras gedragen. Op feestdagen dragen de vrouwen tot wel 15 rokken over elkaar! Terwijl de vrouwen lopen dansen de rokken sierlijk om haar benen.

Daarnaast dragen de vrouwen fel gekleurde acryl truien en een vest in een andere felle kleur. Vaak dragen ze meerdere truien en vesten over elkaar heen. Daar weer overheen dragen ze een prachtig geweven omslagdoek, ‘lliclla’, die multifunctioneel is. De omslagdoek wordt gebruikt als versiering, jas, deken en rugzak. Op de markt wordt de koopwaar erop aangeboden en de kinderen worden er in gedragen. Soms worden er meerdere doeken over elkaar gedragen, een voor het kind en een voor de spullen. De doek wordt aan de voorkant vastgezet met een stevige knoop of speld. Voor het vervoer van spullen in de bus worden de vier punten van de doek vastgeknoopt waardoor er een compacte bundel ontstaat die eenvoudig mee te nemen is.

Versierde hoedjes

Op het hoofd dragen de vrouwen een hoedje. In de regio Lares maar ook in Chinchero dragen de vrouwen een ‘montera’ gemaakt van een stevige gras soort. In het bergdorp Huacahuasi wordt deze vaak uitbundig versierd met fel gekleurde bloemen en veiligheidsspelden. Omdat de brede band die er voor zorgt dat de hoed op het hoofd blijft staan goed zichtbaar is, wordt deze rijk versierd met kleurrijke glaskraaltjes. In de regio Pisac dragen de vrouwen een platte hoed, ‘lapha’, met een rand van bayeta in een felle kleur zoals geel, oranje of rood. Door de overhangende flap stof die het zicht ontrekt aan de band, is deze veel eenvoudiger. De smal geweven band wordt vaak versierd met witte glaskraaltjes. Soms wordt dit type hoedje gedragen met meerdere geweven banden.

Aan hun voeten dragen de hooglandindianen sandalen gemaakt van gerecyclede autobanden, ‘ajotas’. Deze zijn goedkoop en heel duurzaam.

Chullomuts

De mannen dragen steeds vaker een mix van moderne, westerse kleding en traditionele klederdracht. Vooral trainingsbroeken en voetbal shirts zijn populair. Oudere mannen dragen nog altijd een broek van handgeweven bayeta in de natuurlijke kleur schapenwol, crème / wit.

Opvallend aan de klederdracht van de mannen is de handgeweven poncho en de gebreide chullomuts. Over de chullomuts dragen de mannen een vilten hoed, ‘sombrero’. In de regio Lares is dit een hard bolhoedje dat door de eigenaar zelf versierd wordt met gekleurde linten.

Net als het hoedje bij de vrouwen verschilt het model chullomuts sterk per regio. In de regio Lares heeft de muts vanaf de oorkleppen twee geweven banden die net onder de kin met een steekje zijn vastgezet, deze banden zijn rijk versierd met glaskraaltjes, in Pisac is de chullomuts versierd met knoopjes, in de regio Ausangate met witte glaskraaltjes en enorme pomponnen en in Chinchero is de jaarlijkse landbouw kalender in de patronen verwerkt.

Over de gebreide en gehaakte kindermutsjes meer in HZG 177!

Bekijk het artikel en de foto’s 

Categorie: Blogs - geschreven door Lisette op 12 april 2013 om 16:34

HZG 174 De rijkdom van Peru – deel 2

Spinnen en weven in de Peruaanse Andes

tekst en foto’s Lisette Verkerk

In Peru worden de technieken om de ruwe wol te verwerken tot  fijn geweven en gebreide producten van generatie op generatie doorgegeven. Niets staat op schrift. Men leert door goed te kijken en te doen. De meisjes beginnen al op jonge leeftijd met spinnen en weven en kijken bij hun moeder en de anderen vrouwen in de dorpsgemeenschap de kunst af. Het spinnen is een belangrijke fase in het textielproces, omdat de kwaliteit van het geweven product afhangt van de fijnheid, regelmatigheid en de sterkte van de gesponnen draad.

De meisjes leren vanaf een jaar of vier al spelenderwijs te spinnen met een pluk grove alpacawol vaak tijdens het weiden van de dieren. De wol wordt gesponnen met een spintol, in het Quechua, de oude indianen taal, ‘phushka’ genoemd. Spinnen met een spintol is erg tijdrovend. Vandaar dat de vrouwen al spinnend de dieren weiden, naar de markt lopen of een dorpsvergadering bijwonen. De spintol danst daarbij vrij in de lucht.

Stokje met houten schijf

De spintol is een voorloper van het spinnenwiel en bestaat uit een stokje waaraan een ronde houten schijf is bevestigd. De grote van de tol is afhankelijk van de gewenste dikte draad. De kleinste en lichtste spintollen worden gebruikt voor het spinnen van een fijne draad en de zwaardere spintollen voor het spinnen van een grove draad. Daarbij hangt de tol met de schijf naar beneden. Voor het spinnen worden plantenresten en vuil met de hand uit de wol verwijderd. Tegelijkertijd wordt de wol met aandacht uit elkaar getrokken tot een lont. De lontwol is tijdens het spinnen licht om de onderarm gewikkeld.

Tijdens het spinnen wordt de met de hand gekaarde wol voorzichtig uitgetrokken tot een lange draad die uiteindelijk door de draaiende beweging van de tol tot een sterke draad gesponnen wordt. Om controle over de draad te houden, is het verstandig om in het begin de afstand van tol tot hand klein, ongeveer op 20 cm. te houden. De ervaren spinsters houden echter een langere afstand aan. De gesponnen draad wordt stevig op de tol gewonden en bovenaan met een knoopje vast gezet. Vroeger sponnen en weefden de vrouwen de wol van de eigen dieren. Tegenwoordig kopen echter steeds meer vrouwen de wol kant en klaar, gesponnen en geverfd in Cusco. Alleen hoog in de bergen, in de dorpen die afgelegen liggen, spinnen de vrouwen nog zelf.

twijnen van de wol houten stokken worden in de grond geslagen hevel maken  weven op een heupweefgetouw 1

Het twijnen of ‘k’antiy’

Voor het twijnen wordt er eerst een bol gewonden van twee enkelvoudige draden. Dit is een echt teamwerkje. Twee spintollen elk met een enkelvoudige draad worden aan de punt vatgehouden door een persoon en iemand anders windt de draad op tot een bol. Zo is het mogelijk om al lopend, pratend en luisterend de draad van de bol af te twijnen. Hiervoor gebruikt men een zwaardere spintol dan voor het spinnen. De draad wordt getwijnd door de spintol in tegengestelde richting van de gesponnen draad te draaien. Voor het weven met een heupweefgetouw is het belangrijk dat de draad sterk is dus goed getwijnd. Deze draad is het basismateriaal voor het weven.

Heupweefgetouw 

In Peru leren de meisjes op de leeftijd van zes tot tien jaar te weven door elke stap in het proces goed te bestuderen terwijl de vrouwen bezig zijn. Het eerste weefsel is een eenvoudige band zonder motief waarbij de meisjes het weefproces leren te beheersen zoals het op spanning brengen van de kettingdraden en de hevels, gebroken draden te herstellen, recht weven van de rand en om fouten te corrigeren. De vrouwen in het Andesgebergte in de regio Cusco weven de traditionele kleding voor hun eigen familie op een eenvoudig heupweefgetouw.

Kettingdraden opzetten

Er zijn grofweg twee manieren om de kettingdraden, dit zijn de verticale draden van een weefsel, voor het heupweefgetouw op te zetten. Bij de eerste slaat men met een steen twee stevige stokken op de gewenste afstand in de grond. Hier bovenop wordt een derde stok vastgebonden met een touw. Zo ontstaat er een min of meer stabiel frame. Bij de tweede, een minder gebruikelijk, horizontaal systeem, worden vier kortere stokken op de gewenste afstand in de grond worden geslagen. Tegen de beiden uiteinden aan worden twee stokken vastgebonden met een touw. Hierop worden uiteindelijk de kettingdraden opgezet die in een achtfiguur om de twee stokken gewikkeld worden.

Het opzetten is een fascinerend spel van bewegende handen en bolletjes wol. Het volgende filmpje op YouTube laat dit proces mooi zien.

De weefster bepaalt de basis van het weefwerk zoals de afmeting, de kleur combinaties en het gedeelte waar de patronen in geweven worden. Afhankelijk van het patroon worden hierin twee tot vier draden in verschillende kleuren opgezet.

Inslagdraad

Voordat de kettingdraden van de stokken genomen worden, wordt er voor en na de kruising in het achtfiguur een ruime lus geplaatst waardoor de draden niet in de war raken. De kettingdraden worden opgespannen op twee latten, naar de gewenste breedte van het weefsel over de lat verspreid en vastgezet met een draad. Daarna wordt de hevel gemaakt die de weefster helpt om de kettingdraden naar boven of naar beneden te bewegen. Voor de hevel komt een platte lat en erna een ronde stok, het liefst van licht materiaal bijvoorbeeld bamboe. Zo ontstaat er ruimte voor het inleggen van de inslagdraad, de horizontale weefdraad. Om het weefsel af te werken worden de tot dan gebruikte lat en stok op het laatste moment vervangen door dunnere exemplaren. Daarna, als er bijna geen ruimte meer is, worden deze verwijderd en wordt het weefsel draad voor draad met een lange naald volgens het patroon afgemaakt. Tijdens het weven zit de weefster op de grond. Het bot van het onderbeen van de lama dient als weefinstrument. Het uiteinde wordt in een scherpe punt geslepen en wordt gebruikt om de draden op te pakken maar ook om de inslagdraad stevig tegen de vorige inslagdraden te slaan.

Spanning regelen

Bij het heupweefgetouw heeft de weefster een band om de heup waardoor de kettingdraden strak getrokken worden. Ze regelt de spanning ervan door afwisselend voor- en achteruit te bewegen met haar bovenlijf. Het andere uiteinde van het heupweefgetouw wordt met een touw vastgezet aan een paal of boom of aan twee in de grond geslagen palen. Er kunnen relatief smalle banen op geweven worden, zo’n zestig tot uiterlijk tachtig centimeter breed. Voor een omslagdoek of poncho worden twee geweven banen met een sierlijke steek aan elkaar vastgezet. Er zijn verschillende sier steken zoals een driehoek, zon of zigzag.

heupband weven op heupweefgetouw 2 siersteek 3 siersteek 2

Bedreiging naast bewustwording

De door de hooglandindianen geweven traditionele kleding is een uitdrukking van de Andescultuur. Het weefwerk vertelt echter niet alleen over de cultuur, natuur en de eeuwenoude tradities, maar ook over de weefster zelf. Naast de min of meer door de traditie bepaalde kleuren en motieven, weerspiegelt het weefwerk ook de persoonlijke smaak van de weefster. De hooglandindianen beoordelen tot op heden de kwaliteiten van een vrouw aan de hand van haar vaardigheden op weefgebied. Het voortbestaan van de weeftraditie wordt helaas bedreigd door de maatschappelijke ontwikkelingen. Steeds vaker draagt men een mix van moderne, westerse kleding en traditionele klederdracht. Maar gelukkig groeit daarnaast het bewustzijn dat de traditionele kleding een belangrijk onderdeel is van de identiteit en de cultuur.

Daarover meer in het volgende nummer van HZG!

Categorie: Blogs - geschreven door Lisette op 4 februari 2013 om 22:10

« Nieuwere berichtenOudere berichten »